De nieuwe regels voor intern toezicht in de jeugdzorg leggen veel nadruk op onafhankelijkheid. Iedere organisatie die onder de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg valt, moet toezichthouders hebben die hun taak kunnen uitvoeren zonder persoonlijke of zakelijke belangen.

Maar wat betekent dat precies in de praktijk? En wanneer is er sprake van belangenverstrengeling?

Wat zegt de wet precies?

De Jeugdwet bepaalt dat toezichthouders onafhankelijk van het bestuur moeten zijn. Dat betekent dat zij hun toezichttaak moeten kunnen uitoefenen zonder beïnvloeding door persoonlijke, zakelijke of institutionele belangen.

De wet noemt dit niet verder uit, maar de toelichting bij de ontwerpregeling van het ministerie van VWS geeft hier wél richting aan.

Daarin staat dat onafhankelijkheid inhoudt dat een toezichthouder:

  • Geen deel uitmaakt van het bestuur of de dagelijkse leiding.
  • Geen zakelijke belangen heeft in de organisatie.
  • Geen familiebanden heeft met bestuurders.
  • Geen andere belangen heeft die het toezicht kunnen beïnvloeden.

De toelichting verwijst bovendien naar de Governancecode Zorg als normatief kader voor onafhankelijk gedrag van toezichthouders. Daarmee sluit de regeling aan bij wat in andere zorgsectoren al gangbaar is.

Wanneer is er sprake van belangenverstrengeling?

De wet noemt het begrip niet in detail, maar het ministerie van VWS heeft in de ontwerpregeling beschreven welke situaties in ieder geval als belangenverstrengeling worden gezien.

Daaruit blijkt dat onafhankelijkheid verder gaat dan het ontbreken van een formele relatie: ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen.

Situaties die volgens VWS (in de toelichting op de ontwerpregeling) als belangenverstrengeling gelden:

Situatie Toelichting
Zakelijke belangen De toezichthouder heeft direct of indirect een financieel belang in de organisatie, bijvoorbeeld als leverancier of via een eigen onderneming.
Familie- of persoonlijke banden De toezichthouder is familielid, partner of goede bekende van een bestuurder of leidinggevende.
Dubbele functies De toezichthouder is of was bestuurder of werknemer van dezelfde organisatie, zonder voldoende tussenperiode tussen beide functies.
Samenwerking of concurrentie Ook buiten het eigen werkgebied kan belangenverstrengeling ontstaan als sprake is van nauwe samenwerking of gedeelde belangen tussen instellingen.
Overige afhankelijkheden Denk aan structurele adviesrelaties, financiële afhankelijkheid of nevenfuncties die de onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden.

Het gaat niet alleen om daadwerkelijke belangen, maar ook om de schijn van beïnvloeding. Zelfs wanneer er feitelijk geen sprake is van voordeel, kan een situatie alsnog het vertrouwen in het toezicht ondermijnen.

Wat betekent dit in de praktijk?

De wet schrijft niet precies voor hoe belangenverstrengeling moet worden voorkomen, maar verwacht wel dat instellingen daar beleid voor hebben.

Enkele praktische richtlijnen:

  • Neem in de profielschets op dat leden van de raad van toezicht onafhankelijk moeten zijn.
  • Vraag bij nieuwe benoemingen naar nevenfuncties en mogelijke belangen.
  • Leg in het reglement van de raad van toezicht vast hoe belangen worden gemeld en beoordeeld.
  • Evalueer jaarlijks of er situaties zijn die de onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden.

Zo wordt belangenverstrengeling niet alleen voorkomen, maar ook bespreekbaar gemaakt.

Hoe voorkom je belangenverstrengeling bij werving?

De meeste risico’s op belangenverstrengeling ontstaan al bij het samenstellen van de raad van toezicht. Het helpt om de selectie zo in te richten dat persoonlijke of zakelijke relaties geen rol spelen.

Begin met het bepalen van het gewenste profiel en de benodigde competenties en beoordeel kandidaten in eerste instantie puur op die inhoudelijke geschiktheid. Pas daarna komen namen en achtergronden in beeld.

Een transparante en gestructureerde selectieprocedure verkleint de kans op belangenverstrengeling en vergroot het vertrouwen in de uiteindelijke samenstelling van de raad van toezicht.

Waarom dit nu aandacht verdient

Met de nieuwe wet wordt onafhankelijk toezicht in de jeugdzorg een formele verplichting. Dat maakt bestaande afspraken en gewoontes niet automatisch onjuist, maar het vraagt wel om herbezinning.

De komende periode is daarom het juiste moment om te bekijken hoe onafhankelijkheid binnen de eigen organisatie wordt geborgd in beleid, samenstelling en werkwijze.